Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 1 augustus 1635 – Wéér Zweedse soldaten
Nog geen week nadat het regiment van meer dan duizend Zweedse soldaten Goslar had verlaten, klonk opnieuw het geroffel van trommen en het gekletter van hoeven door de straten. Ditmaal trok een compagnie ruiters en een regiment voetvolk de stad binnen, onder bevel van overste Hamson.
De
mensen stonden machteloos langs de straten. Sommigen keken neer, anderen
fluisterden vloeken in hun baarden, maar niemand durfde zich te verzetten. De
herinnering aan de maanden van honger en schaarste, toen 1304 man gevoed en
gehuisvest moesten worden, is nog vers. En nu begint alles opnieuw.
De
ruiters namen hun intrek in de stallen en herbergen bij het Breite Tor, terwijl
het voetvolk over de wijken werd verdeeld. Huizen werden opnieuw opengebroken,
schuren in beslag genomen, en de marktplaats werd vol gezet met karren en
tenten.
De
Raad heeft bepaald dat de burgers opnieuw kost en onderdak moeten bieden. Ik
hoorde op de Marktstraße een vrouw roepen: “We hebben nog geen kruimel over
van de vorige, hoe moeten we dit dragen?” Haar woorden werden overstemd
door het gelach van soldaten die vaten bier aansloegen.
De
burgers zijn uitgeput en verarmd. Er is nauwelijks meel, vlees of hooi meer.
Het volk zucht onder de zware last, en ik zie in hun ogen de wanhoop.
Voor
mij persoonlijk verandert er opnieuw weinig. Mijn ambt gaat door, soldaten of
geen soldaten. Ik weet dat ik de komende maanden vaker gewonden en gestorvenen
zal moeten afleggen, dat mijn messen scherper zullen moeten blijven dan ooit.
Toch
voel ik medelijden voor mijn stadsgenoten. Zij worden keer op keer geplunderd,
niet met wapens maar met vorderingen. Hun huizen en kelders zijn leger dan
ooit, hun harten zwaar.
Overste
Hamson heeft laten weten dat zijn troepen zullen blijven tot 22 oktober. Nog
bijna drie volle maanden zal Goslar hen voeden en herbergen.
Vanavond, toen ik bij het licht van de kaars dit schreef, hoorde ik buiten het hoefgetrappel van ruiters en het geschreeuw van soldaten die dronken door de straat zwierven.
Ik bad zacht: Heer, geef ons kracht om dit te verdragen, en
laat de dag spoedig komen dat deze stad weer adem kan halen.

Reacties
Een reactie posten