Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 22 april 1638 - Ficke Steinhauer – De bedelares met het bloed in haar haar
Ze lag al drie dagen in de cel onder het Rathaus. Ze sprak met de muur. Ze beet in haar eigen arm. En toen de cipier haar eten bracht, smeerde ze haar gezicht in met pap. Niemand wist waar ze vandaan kwam. Haar naam — Ficke Steinhauer — stond alleen in het armenregister, als "zielig geval" onder toezicht van de stadspastoor.
Men
vond haar aan het einde van de Mauerstraße, schreeuwend tegen een boom.
Ze
had bloed in haar haar.
Van
wie, wist niemand.
Ze
droeg een konijnenpoot aan een touwtje om haar hals, en in haar zakken zaten
eierenschalen, beendermeel en as.
De
pastoor zei: “Zij is een vat van demonie. De duivel zoekt zwakke vaten.”
De
Raad zei: “Als zelfs haar waanzinnen vol gruwel zijn, is er genoeg.”
Ik
haalde haar zelf uit de cel.
Ze
lachte toen ze mij zag.
“Jij
hebt ogen van ijzer,” zei ze.
“Zij zullen branden, weet je dat?”
Ik
leidde haar naar de Ulrichskapelle.
Ze
liep huppelend, als een kind.
Ik
legde haar op de bank. Ze spartelde niet. Ze fluisterde:
“Als
ik stil ben, komt hij.”
Ik
vroeg:
“Wie?”
“Hij
met de vleugels van leer.”
Ik
begon met de scheenwals. Haar huid was dun als perkament. De eerste draai brak
een ader.
Ze
krijste.
En
lachte tegelijk.
“Hij
zegt dat jullie dit moeten doen! Dat dit de echte dans is!”
Ik
klemde haar duimen in het wiel.
Ze
krijste opnieuw.
“Hij
kwam in de nacht! Hij legde zijn hand op mijn buik! En alles werd warm!”
De
predikant boog voorover.
“Wat
zei hij?”
“Hij
zei dat ik het vuur was.”
Ik
hield het ijzer voor haar gezicht. Ze snuffelde eraan als een hond.
Toen
zong ze. Niet vals. Niet mooi. Maar zuiver.
Een oude melodie die ik kende uit mijn jeugd.
Een
wiegelied.
“Slaap,
mijn kind, de hemel sluit…”
“…de engel buigt zich naar je uit.”
Ik
stond verstijfd.
De
theoloog fluisterde: “Ze is verloren.”
Ik
tekende:
Visioen, samenzang, bezeten gedrag. Bekentenis onder krankzinnigheid.
Notitie
(avond):
Ik hoor haar nog zingen.
Zelfs
nu, met de ramen gesloten.
Zelfs nu, met mijn handen gewassen.
De
pap in haar haar droeg de geur van moederlijkheid.
Of waanzin. Of allebei.

Reacties
Een reactie posten