Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 3 maart 1641 – Jongen met vuur

 Hij kwam aan de poort in de vroege ochtend, met een juten zak over zijn schouder en modder tot aan zijn knieën. Zijn naam was Matthes. Nog geen twintig. Zijn stem kraakte van kou en verlegenheid. Zijn ogen daarentegen — die vlamden. Niet van woede of trots, maar van iets anders: een mengsel van drift, trots en angst.

Hij zei: “Mijn vader diende bij Marten Voigt, de oude Scharfrichter van Dannenberg.”
Ik knikte. Marten is mijn zwager.

Matthes had het vak niet geleerd, zei hij, maar wel gekeken. Hij had zijn vader geholpen bij het ruimen van dieren, bij het hakken van bot, bij het dragen van touwen. En nu was zijn vader dood, gevallen van een ladder bij het ophangen van schapenvellen. De Raad had hem geen vergoeding gegeven. En de buren hadden hem gemeden.

Ik vroeg hem waarom hij bij míj kwam. Hij keek op en zei: “Omdat het vuur nergens anders nog brandt.”

Hij mocht blijven.

In de eerste week gaf ik hem een hamer en liet hem gereedschap poetsen. In de tweede week slachtte hij een ziek varken dat we voor de Abdeckerei hadden gekregen. Eén slag. Het dier viel neer als door de donder. Ik keek op van mijn werk en zei alleen: “Goed.” Hij knikte.

Maar de derde week kwam de test.

Een veroordeelde die de doodstraf had gekregen voor diefstal en moord — een jonge kerel die bij de galg zou worden opgehangen. Matthes hielp met het bevestigen van het touw, hield de ladder vast, controleerde de knopen. Toen het moment daar was, keek hij niet weg. Maar toen het lichaam begon te trillen en de stilte werd gevuld met dat hese, rauwe gekreun van de laatste adem, liep hij een paar passen achteruit en kotste op zijn schoenen.

Hij schaamde zich diep, keek naar de grond alsof hij gestraft moest worden.

Ik legde mijn hand op zijn schouder en zei: “Dat is geen schande.”

Hij keek me aan. En ik wist: hij zou blijven.

Vanaf die dag werkte hij met aandacht. Hij stelde vragen, maar niet te veel. Hij luisterde als ik sprak. Hij observeerde zelfs wanneer hij zweeg. En hij begon te begrijpen: dat dit vak niet draait om kracht, maar om kalmte. Niet om het snijden, maar om weten waar de grens loopt — tussen recht en wraak, tussen angst en plicht.

Soms zag ik dat vuur in zijn ogen weer opflakkeren. Niet als woede, maar als iets wat hem wakker hield. Ik hoopte dat hij het zou leren te dragen, zoals ik dat had geleerd: als een lamp, geen brand.




Reacties

Populaire posts van deze blog

Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 2 april 1641 – De kat in de hoek

De Zoektocht

Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 13 maart 1635 – Klokken voor de Keizer