Uit het Dagboek van Scharfrichter Caspar Kruse III : Goslar, 3 augustus 1631 – De eerste foltering
De lucht boven Goslar hangt zwaar van stof en hitte. Zelfs in de schaduw van de Rosenberg voelt de middag als een adem die niet uitblaast. Alles kleeft. De kleren aan mijn rug. De stilte aan mijn oren. Mijn geweten aan mijn handen. Vandaag was het zover. Mijn eerste foltering. Niet de eerste die ik heb gezien — mijn vader liet me vroeger soms toekijken vanuit de schaduw van de pilaar in de Ulrichskapelle — maar de eerste onder mijn hand, mijn bevel, mijn verantwoordelijkheid. Maria Hildebrand. Vrouw van middelbare leeftijd. Weduwe. Moeder van twee dochters. Ze woont aan het Gose Ufer, boven de leerlooiers. De buurt fluistert al jaren over haar. Te veel kruidenthee, te veel katten, te weinig mannenbezoek. Een vrouw met geheimen, zeggen ze. De klacht is ingediend door de vrouw van een wijnkoper. Het kind was ziek geworden na een ruzie met Maria. De Raad, hongerig naar orde, greep de beschuldiging met gretige vingers aan. Zij willen rust in de stad. En voorbeeldige tucht. Ik...